De katoenplant heeft 160 vorstvrije dagen nodig om te overleven. De wilde soorten komen dan ook alleen voor in gebieden waar het klimaat aan dit criterium voldoet. Door rasveredeling en genetische manipulatie bekwam men 5 rassen die momenteel commercieel gecultiveerd worden (Egyptian, Sea Island, American Pima, Asiatic en Upland). De belangrijkste productielanden zijn: Vereningde Staten, China, India, Pakistan en Uzbekistan. Andere noemenswaardige producenten zijn: Brazilië, Australië, Egypte, Argentinië, Turkije, Griekenland en Syrië.
Katoen is een gewas dat gezaaid wordt en dat tijdens de groeiperiode veel warmte en vooral veel water nodig heeft. De planten ontwikkelen zich snel en na een korte bloeiperiode verschijnen de vruchten aan de plant. Wanneer deze rijp zijn openen de hokjes zich om de zaadjes vrij te geven. Ieder hokje bevat 32 zaadjes bekleed met witte haartjes van 2 tot 6 cm. Een oogstrijpe katoenplant heeft ongeveer 100 katoenbollen die op zich ongeveer 500.000 vezeltjes bevatten. Tijdens de oogstperiode verlangt de katoenplant droge weersomstandigheden.
Kort samengevat onwikkelt de plant zich dus als volgt: zaad -> zaailing (1week) -> echte bladeren (2-4 weken) -> knopvorming (5-7 weken) -> bloesem (8-10 weken) -> bol (10 weken) -> bol opent (18-20 weken) -> oogst (25 weken)
Katoen is beslist geen gemakkelijk gewas. De plant is bijzonder vatbaar voor allerlei ziekten en insektenplagen. Destemin schakelen de laatste jaren meer landbouwers over op de teelt van biologische katoen. Naast de vezel levert de plant ook zaden dewelke kunnen geperst worden tot voedzame olie die verwerkt wordt in voedingswaren.